Psalms 96

1Zingt den Heere een nieuw lied; zingt den Heere, gij ganse aarde!
 den HEERE een Al staat hier de naam van David niet bij, zo schijnt het nochtans dat hij de auteur van dezen psalm is, want deze psalm is een deel van den lofzang, dien David gemaakt en gezongen heeft toen hij de ark des verbonds uit Obed-Edoms huis in zijn huis gebracht heeft; 1Ch 16:23 , enz. Zie verder de aantekening aldaar.
,
 nieuw lied; Zie Psa 33:3 .
,
 gij ganse Dat is, al gij inwoners van den gansen aardbodem.
2Zingt den Heere, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
 zijn heil Te weten, het heil, of de verlossing die Hij gedaan heeft en nog dagelijks doet.
3Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen. 4Want de Heere is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden. 5Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de Heere heeft de hemelen gemaakt.
 zijn afgoden Of, nietig. Zie de aantekening bij 1Sa 12:21 , en Lev 19:4 , en Psa 95:3 .
,
 de hemelen Versta hierbij, en ook de aarde en de zee en alles wat er in is.
6Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom.
 in zijn heiligdom Dat is, in den tabernakel of tempel; dat is, in zijne kerk en gemeente. Zie Psa 29:2 .
7Geeft den Heere, gij geslachten der volken! geeft den Heere eer en sterkte.
 sterkte Dat is, lof zijner sterkte. Zie de aantekening bij Psa 8:3 .
8Geeft den Heere de eer Zijns Naams; brengt offer, en komt in Zijn voorhoven.
 de eer zijns Dat is, de eer, die Hem toekomt.
,
 brengt offer Door een deel van den godsdienst moet men hier den gehelen godsdienst verstaan.
,
 in zijn Te weten, in de voorhoven van den tempel. Doch hierdoor moet men verstaan al de plaatsen, waar de gelovigen bij elkander komen om den godsdienst te verrichten.
9Aanbidt den Heere in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde.
 schrikt voor Het Hebr. woord betekent eigenlijk zulk sidderen en beven, gelijk de vrouwen, wanneer zij in barensnood zijn, bevangt.
,
 gij ganse aarde Dat is, gij inwoners van den gansen aardbodem.
10Zegt onder de heidenen: De Heere regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid.
 De HEERE Dat is, Hij doet metterdaad blijken dat Hij Koning is over het ganse aardrijk; Psa 93:1 , en Psa 97:1 , en Psa 99:1 .
,
 de wereld Zie boven Psa 93:1 .
,
 in alle Heb . in rechtmatigheden.
11Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid.
 Dat de hemelen Of, de hemelen zullen zich verblijden. En alzo in het volgende.
,
 zich verblijden Dit zijn manieren van spreken, genomen van hetgeen de mensen doen als het hun welgaat; om aan te wijzen de uitnemendheid van Gods weldaden, die onder de regering van den Messias over de wereld komen zouden.
,
 bruise Hebr. dondere.
,
  met hare volheid Hebr. en hare volheid; dat is, met hetgeen waar zij vol van is.
12Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen. 13Voor het aangezicht des Heeren; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn waarheid.
 des HEEREN; Te weten, Christus. Van wien ook in het voortgaande gesproken is.
,
 te richten; Dat is, te regeren.
,
 de wereld richten Dat is, de inwoners der wereld.
,
 waarheid Of, getrouwheid.
Copyright information for DutSVVA